Thuis ver van huis [12-05-2013] – [21-05-2013]
Indonesië is een land dat al vanaf het begin van onze reis op de planning stond. Na wat geplande vertraging zijn we toch op ons reisschema terecht gekomen. Zoals zoveel landen waar we naartoe gaan hebben we niks voorbereid en nog niet echt een idee waar, hoelang of wat we daar gaan doen. Deze manier van reizen is ons het beste bevallen in de negen maanden ervoor, dus waarom zouden we het nu anders gaan ondernemen. Plannen zorgt alleen maar voor stres en deadlines waar je later spijt van gaat krijgen. Het enige dat we weten is dat we vanuit Bali naar Australië gaan om te werken en dat over ongeveer drie maanden vanaf het schrijven van dit stuk.
Sebas heeft het grootste gedeelte van het blog gemaakt van laatste acht maanden en nu gaat Mike weer wat proberen te typen vanuit zijn hangmat over de Indische Oceaan in Pulau Weh, Sumatra.
We zijn Indonesië binnengekomen door met de boot de overtocht te maken vanaf Melaka (Maleisië) naar Domai (Indonesië). Maleisië is een ver ontwikkeld Aziatisch land waar snelwegen, kaarsrechte gebouwen en Engels sprekend percentage hoog is. Nadat we in Thailand voor het eerst zo’n shock hadden meegemaakt (Beijing telde niet echt mee) zijn we van steeds armere landen, naar verder verwesterede landen gereisd. Met als toppunt Singapore waar je een boete van 200 euro krijgt als je kauwgom “uit je mond vliegt”.
De vertrekhal in Maleisië zag er schoon, wit en vriendelijk uit. De mensen wensten iedereen een goede reis en die hadden we ook. Na twee uur in de boot kwamen we aan in Domai, waar halfgezonken olietankers het water zwart kleurden en geen vis meer te zien was. We stroomden mee met de lokale bevolking naar de Douane. Hier werden we gelijk met twee andere blanken direct geholpen in plaats van wachten in de rij. Dit bleek echter niet een liefdadigheid te zijn zodra we in een klein muf hokje gezet werden en een man met meer glimmende Badges op zijn borst dan haren op zijn hoofd ons begon te ondervragen. Hij ging ons hele paspoort door en vroeg waar en wanneer we overal geweest waren. Thailand, Maleisië, Thailand, Maleisië en dan naar Indonesië zag er te verdacht uit. Nadat we onze hele reis hadden uitgelegd vroeg hij ons of we iets hadden om aan te geven. Ik zei dat ik een pakje sigaretten had en die ging hij eens goed bestuderen. De randjes waren afgescheurd om tipjes te maken voor pretsigaretten, maar we waren natuurlijk niet zo stom om iets mee te nemen. Na nog wat “koude maag” momenten die je maar eens persoonlijk moet vragen, mochten we eindelijk door. We kregen nog een mooie stempel met “Drug possession is punishable by death penalty” in ons paspoort en de toon was gezet.
Doordat we gelijk wat hadden om over te praten met onze nieuwe Franse vrienden besloten we met hun te reizen naar de eerste bestemming in Sumatra. Het zou Bukittinggi worden dat zo’n zestien uur rijden met de bus was. Na negen maanden reizen hadden we al behoorlijk wat bussen gehad en dit zou dan gewoon een iets langere rit worden. Het vinden van de bus kostte wat meer moeite, maar hij ging gelukkig wel eerder dan verwacht. Het was een oude bus, zonder airco, mini bankjes en overal rokende mensen om ons heen. De eerste uren gingen wat langzamer doordat mensen werden opgepikt en toen het donker begon te worden was de bus toch echt wel vol. Een gevulde bus betekend hier helaas wat anders en na tien andere stops werden we gedwongen naast elkaar te zitten op een bank net groot genoeg voor twee Aziatische billenparen.
De weg bestond uit vijftig meter optrekasfalt en dan tien meter om te remmen voor de gatenkaas die hier snelweg genoemd werd. Hele stukken waren weggeslagen waardoor we soms ineens een halve meter naar beneden knalden en dan weer terug omhoog. De kinderen langs de weg hadden als bijbaantje de vrachtwagens te vertellen hoe ze het beste langs de ergste stukken konden rijden. De vijf schreeuwende kinderen vertelde de buschauffeur met zaklantaarns langs de kant van de weg hoe andere trucks het hadden gedaan en kregen dan als het gelukt was een fooi. De dorpsgek zat ook nog achterin de bus in zijn slaap te schreeuwen en de pret van reizen was even verdwenen.
Zonder te slapen kwamen we aan bij zonsopgang in Bukittinggi ergens aan de rand van de stad. Mike die nog steeds aan de race zat vanwege een griep, zwoor gelijk nooit meer een bus te pakken in dit land. De moskeeën waren volop bezig met hun ochtendgebed, maar het was er niet eentje die vond dat hij de beste plek was om samen te komen bidden. Op elke hoek stond een speaker op volume 11 en het leek net of je naar tien telefoon gesprekken op speakerphone aan het luisteren was. Dit beschouwden we dan maar als gebruikelijk en vonden ons guesthouse na een uur wandelen over de lege straten.
Het hostel waar we naar zochten had een Duitse eigenaar met een Indonesische vrouw en een klein zoontje dat Indonesisch, Duits, Engels en het lokale taaltje sprak. Die dag ontmoette we een oudere vrouw die in de dierentuin werkte met een klein gibbon aapje met luier. Zij nodigde ons uit voor een avondmaaltijd en om Bukittinggi te laten zien. Die avond hebben we de meest lekkere vorm van steak gevonden die er bestaat. Randang; een twee dagen gestoofd stuk biefstuk dat heerlijk gekruid en mals is. Mimi, onze Indonesische moeder zoals ze zichzelf benoemd had stelde ons voor aan Len. Zij was een guide met een Nederlandse liefde en met haar hebben we heel Bukittinggi ontdekt.
Doordat we in Vietnam het motor rijden uitgevonden hadden waren we aan het grappen over een Indonesisch race avontuur. We vroegen wat rond en al snel bleken we overal motoren te kunnen kopen. Ze waren prijziger dan in Vietnam, maar dan stonden we wel voor een echt monster. Na op vijf verschillende adressen gekeken te hebben kwamen we via een vriend die we op straat ontmoet hadden bij een mechanic die er een te koop aanbood. We stonden te wachten totdat de eigenaar er mee aan kwam rijden en waren gelijk verliefd. Het was een Honda Tiger 2000, 200cc uit 1996. Het geronk van de motor klonk beter dan de motor van Batman. Nu was alleen de vraag wie hem ging krijgen en al snel kwam steen-papier-schaar te woorden. Totdat de man zei dat er nog eentje aankwam, deze was alleen iets duurder. Het bleek de sportversie te zijn. Met de vlinders in de buik besloten we dat dit het zou worden. Alleen moesten we nog even een rijbewijs regelen. Mike had alleen een Nederlands auto rijbewijs en Sebas was helaas één dag voor het vertrek van de reis gezakt voor zijn praktijk dus had helemaal geen papieren. Bij het politie bureau gevraagd of we er eentje konden kopen, maar deze zeiden dat we er geen nodig hadden zolang we maar een helm en papieren van de motor hadden. Als het hoofd van de politie dat zegt, zal het wel zo zijn.
De motoren kostte 8,5miljoen Rupiah (700Euro) en 13miljoen Rupiah (1050 Euro), dus dat betekende vier dagen maximaal pinnen. De ATM’s gaven maar 5 miljoen per dag uit en doordat Sebas zijn pas al 3 maanden niet meer werkt moest Mike vier dagen terugkomen. De stapel geld was hoger dan de tafel doordat de biljetten uit de ATM maximaal vier Euro (50.000Rupiah) waard waren.
Nu we motoren hadden konden we overal makkelijk naartoe en daar hebben we goed gebruik van gemaakt. Met Len zijn we naar Echo Valley gegaan met zeven watervallen van een 100+ meter waterdrop. Via de fourtyeight corners zijn we omhoog gereden om een legendarisch uitzicht over Lake Maninjo te vinden. Nadat Sebas had ondervonden dat het niet verstandig is om in de buitenbocht een truck in te halen en bijna te crashen besloten we die week te beginnen met de 7000km lange trip door Indonesië. Met de Duitse eigenaar van Raja Wali Guest House hebben we de kaarten bekeken en de beste bergpassen door Sumatra en Java uitgekozen. Hij had een zelfgemaakte kaart van Sumatra op de computer en vertelde ons dat dit de eerste GPS kaart van het eiland was. Vijftien jaar werk en dan stonden de meeste van de 10.000 rivieren er helemaal zelfgetekend in. We vertelden hem maar niet over Googlemaps, want de beste man had er zoveel werk aan gehad.
Voordat we vertrokken werden we echter uitgenodigd om bij twee bruiloften te kijken. De eerste bruiloft was een traditionele Moslim bruiloft waar we de beste hapjes voorgeschoteld kregen inclusief Randang. De trouwdag was ook de enige officiële mogelijkheid om de bruidssuite in het huis te bekijken waar ze die avond “voor het eerst” zichzelf aan elkaar zouden geven. Een bruiloft bestaat uit drie dagen feesten. De eerste voor de familie van de man, daarna die van de vrouw en als laatste het hele dorp. Van elf tot vier kan iedereen binnenlopen voor een stevige lunch en gaat na een uur weer weg. De bruid en bruidegom zitten de hele dag in de mooiste kleren op een troon en iedereen loopt langs om ze te feliciteren en een kleine donatie te geven. De tweede bruiloft was in het duurste hotel in het centrum van de stad. Dit was zijn tweede huwelijk en het moest eigenlijk alleen een show worden om te laten zien hoeveel geld hij had. Doordat er niet zoveel blanken door Sumatra reisden wilde iedereen met ons op de foto, dus er waren twee plekken waar foto’s werden geschoten. Het bruidspaar en dan stonden wij tien meter verderop met zes anderen onze eeuwige Indonesische glimlach te vereeuwigen.
De avond voor vertrek hebben onze vriendinnen ons nog uitgenodigd voor een avond karaoke. Na negen maanden Azië werd dit de eerste keer. Stom dronken voor de hele kroeg je hart uitlaten en uitgelachen te worden door je vrienden is hierbij niet gebruikelijk. Een karaoke bar bestaat uit tien geluidsdichte hokjes met tv en geluidsinstallatie waar je met vrienden privé kan zitten. Na twee uur zweten en ons best doen sloten we af met Ottis Redding: Sitting on the dock of the bay. Het eerste nummer dat op de CD stond van het huis in Amsterdam waar ik elke dag al douchend wakker mee werd.
De rit naar het noorden
Na een week Bukittinggi zijn we begonnen aan de tweedaagse rit naar Lake Toba. We vertrokken vroeg en al gauw was ik Sebas kwijt op de slingerwegen door de vallei. Zodra je elkaar kwijt bent op deze wegen kan er van alles gebeurd zijn. In het ravijn gedonderd, van de weg gedrukt, onderuit door grind op de weg of gewoon motorpech. Na vijf minuten terugrijden stond hij langs de weg zijn trui aan te trekken. Hij had een hele tijd achter me aan gereden met het stopsignaal (vuist in de lucht) omdat hij het koud had. Mijn backpack blokkeerde de spiegels, dus spraken we af dat als ik in de bocht zat hij moest communiceren aangezien ik het dan wel kon zien.
De eerste dag reden we al over de evenaar heen. We waren net ergens gestopt voor de lunch toen we honderd meter verderop het bord zagen met “equator”. We hadden iets meer verwacht van de grote rode lijn over het midden van de aardbol, maar meer dan een verroeste brug en een bordje was het niet. Het rijden ging soepel en al vlot kwamen we er achter dat we de snelste op de weg waren. In Vietnam werden we weleens ingehaald door denderende vrachtwagens, maar hier kon zelfs de beste sportwagen ons niet bijhouden. De wegen hadden nog steeds veel gaten, maar deze waren goed te ontwijken met twee wielen. Koeien, kippen, honden en geiten waren iets lastiger en moest echt voor geremd worden. We kwamen aan in een stad die niet in de gids stond en vonden het enige hotel. De riolering liep over straat en op de markt werden de kippen geplukt naast de koeienkoppen. We ontmoette de enige Engels sprekende in de stad en mochten in zijn restaurant de lekkerste hap en shake uitkiezen voor gratis ( Indonesisch).
De tweede dag namen we één van de bergpassen die ons aangeraden was. Deze bleek in iets slechtere staat dan tien jaar ervoor en na honderd keer optrekken en afremmen kwamen we aan het einde. De gaten in de weg en grindpaden waren een kleinere last door alle zwaaiende kinderen in de dorpen. Groepen van honderd naar school lopende kinderen begroette ons in de kleine dorpen en we voelden ons de hele rit het Nederlands elftal door de grachten van Amsterdam. Het eerste stopteken van de politie liep ook anders dan verwacht en we kwamen er vanaf door een foto met de agent te nemen.
Met bijna twee dagen zonden brakedown vond Sebas’ motor het wel genoeg. Zijn ketting brak en we moesten op zoek naar een “monteur” (Indonesische taal). Gelukkig zijn deze nooit ver weg en deze keer kwam hij zelfs al aanlopen. Hier hebben we twee uur moeten wachten voor een reparatie van 10 minuten. De monteur moest naar het stadje verderop om een clipje te halen voor op de ketting. Met Sebas achterop zijn ze nog langs vrienden en familie gegaan om hen ook de blanke te laten zien. Drie koppen koffie later zat Mike nog steeds te wachten in de brandende zon. Hij had gelukkig een gitaar om tijd te doden en locals te vermaken met wat Nederlandse cultuur.
Door het oponthoud waren we bang dat we de ferry van vier uur niet meer zouden halen. Door onze rechter hand wat verder te buigen hoopten we de boot wel te redden. Aangekomen bleek dat deze niet meer twee keer per dag vertrok, zoals de gids van vijf jaar oud vertelde, maar gewoon elk uur tot zeven. De pont was echter een gewone boot zonder laadklep, dus we waren wel benieuwd hoe de motor er opgehesen werd. Een lange smalle lat waar de honderd kilo opgeduwd werd bleek geschikt. De man aan boord had genoeg ervaring en draaide de motor ook nog op de standaard rond zodat hij er makkelijk afgereden kon worden aan de overkant. We voeren twee uur over een prachtig meer met gigantische bergwanden eromheen. Lake Toba is zo’n 150 kilometer lang en op sommige plaatsen meer dan een kilometer diep. Het is ontstaan door een gigantische uitbarsting van een vulkaan die de hele regio deed schudden en de helft van Sumatra onder een meters dikke aslaag heeft bedekt. Hier was echter niks van te merken en op de boot raakten we al snel aan de praat met slaapplek eigenaren die ons van alles aanboden. Paddo’s en marihuana waren de topics die meteen naar voren kwamen. We vroegen ons af waarom ze nou precies ons daarover moesten inlichten….